CLEARASIL EN CONDOOMS – Skatepark Utrecht
Een van de belangrijkste plekken van west ligt verstopt achter het depot gevonden voorwerpen. Het lijkt slechts een van de vele anonieme gebouwen van het bedrijfsterrein. Normaal zijn dit soort locaties overwoekert door grafiti, dat hier tiert als klimop in eikenwouden, maar de muren van het gebouw zijn leeg. Wie ’s nachts terugkeert ontdekt dat er hier simpelweg te weinig licht is om te schrijven. Het is er donker als de ruimte onder je bed. Het is haast een soort industrieterrein: projecten zijn er in aanbouw, nieuwe gebouwen worden gesmeed, aan de toekomst wordt gewerkt. Tot half zes ’s avonds. Dan wordt het donker. Misschien bespaart men daarom wel op verlichting bij dit soort terreinen. Er woont hier toch niemand.
Maar dat er niemand woont, wil niet zeggen dat er niemand leeft. Bij binnenkomst lijkt het skatepark op het eerste oog verlaten. Alleen de geuren van beton, zweet en boomhars omringen je. Er knipperen wat TL-buizen. En in de namiddag, rond een uurtje of twee, begint het. Jongens, groot, klein, donker, licht. Vanuit alle hoeken van de stad doemen ze op. Miniatuurmannen die als wolkenkrabbers de lucht in willen. Wiens lichamen net zo in aanbouw zijn als hun omgeving. Hun rugzakjes bevatten wiskundeboeken, beugelelastiekjes en een enkele joint. Clearasil en condooms.
Dit is hun werf. Voor jongens die langzaam kind-af raken. Ze verplaatsen zich op houten wieltjes, de plank is een thuis, een basis die ze altijd bij zich dragen. Dat is het mooie van skaten: het is tegelijkertijd de kunst van het verplaatsen en de kunst om bij jezelf te blijven. Zo wordt deze plek, die ogenschijnlijk zonder enige vorm van eigenheid is, een thuis waar jongeren hun identiteit najagen. Hier, in het schemredonker, gloeien ze op als motten. Verpoppen ze zich van jongens tot grote jongens. Zweven ze door de lucht. Zijn ze zelf industrieterreinen geworden waar men eerst alleen maar werkte, maar opeens ook bleek te willen blijven.